Vertaal
Naar andere talen: • rammen > ENrammen > ESrammen > FR
Vertalingen rammen NL>DE

rammen

werkw.
Uitspraak:  [ˈrɑmə(n)]
Verbuigingen:  ramde (verl.tijd ) heeft geramd (volt.deelw.)

hard tegen iets aan stoten - rammen
het schip ramde de steiger - das Schiff rammte den Bootsanleger

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
rammen (ww.) hauen (ww.) ; hämmern (ww.) ; knuffen (ww.) ; puffen (ww.) ; rammen (ww.) ; schlagen (ww.) ; stoßen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `rammen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanrijden
NL: aanvaren
NL: beuken
NL: bonken
NL: hameren
NL: hengsten
NL: slaan
NL: stompen