Vertalingen aanrijden NL>DE
aanrijden (ww.) | kollidieren (ww.) ; stoßen (ww.) ; überfahren (ww.) ; zusammenprallen (ww.) ; zusammenstoßen (ww.) |
aanrijden (werkw.) | anfahren |
aanrijden | einfahren ; Festfahren ; Festtreten ; zureiten |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `aanrijden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: botsenNL: grijpenNL: rammenUitdrukkingen en gezegdes
NL: komen
aanrijden
DE: herangefahren (te paard: herangeritten) kommenNL: bij iemand
aanrijden
DE: bei einem vorfahrenNL: op iemand
aanrijden
DE: auf einen zufahren (zureiten)NL: tegen iemand
aanrijden
DE: an einen anfahren DE: (sneller rijden) schneller fahren (reiten)NL: (een kind)
aanrijden
DE: anfahrenNL: hij reed een wagen aan
DE: er fuhr an einen Wagen an, er stieß mit einem Wagen zusammen, (minder hevig) er fuhr einen Wagen. an, er streifte einen Wagen