Vertaal
Naar andere talen: • travailler > DEtravailler > ENtravailler > ES
Vertalingen travailler FR>NL
[tʀavaje]

1 exercer un métier - werken

  'Elle travaille dans un musée.'
  Zij werkt in een museum.


2 effectuer un travail - werken

  'travailler sur un projet'
  aan een project werken


3 agir dans un but - werken (aan)

  'travailler à nuire à ··· '
  eropuit zijn iemand schade te berokkenen
[tʀavaje]


1 soumettre à une action - bewerken

  'travailler le bois'
  hout bewerken


2 chercher à améliorer - werken aan

  'travailler son anglais'
  aan zijn Engels werken


3 préoccuper - niet met rust laten

  'Ce souvenir me travaille jour et nuit.'
  Deze herinnering achtervolgt me dag en nacht.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
travailler (ww.) arbeiden (ww.) ; boetseren (ww.) ; instuderen (ww.) ; leren (ww.) ; modelleren (ww.) ; uit werken gaan (ww.) ; vorm geven (ww.) ; vormen (ww.) ; werken (ww.) ; werkzaam zijn (ww.)
travailler aan de slag zijn ; verwerken ; werken
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `travailler`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: apprendre
FR: besogner
FR: bomber
FR: ciseler
FR: collaborer
FR: écrémer le lait
FR: écrire
FR: élaborer
FR: enfler
FR: étudier

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: travailler dur NL: hard werken
FR: travailler comme un nègre NL: werken als een paard