Vertalingen agregar ES>NL
agregar
werkw.
1) añadir algo a lo ya existente -
opnemen Agregó un miembro al grupo. - Hij nam een lid op in de groep. |
2) decir otra cosa además de lo ya dicho -
toevoegen Dijo: no quiero que vengas. Y luego agregó: nunca más. - Hij zei: ik wil niet dat je komt. En later voegde hij hier aan toe: nooit meer. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
agregar (ww.) | bijtellen (ww.) ; voltallig maken (ww.) ; toevoegen (ww.) ; optellen (ww.) ; insluiten (ww.) ; erbij voegen (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; erbij optellen (ww.) ; completeren (ww.) ; bijvoegen (ww.) ; bijsluiten (ww.) ; bijrekenen (ww.) ; bijmengen (ww.) ; bijdoen (ww.) ; aanvullen (ww.) ; aansluiten (ww.) ; aan mengsel toevoegen (ww.) |
agregar | adde ; voeg toe |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `agregar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abarcarES: abrazarES: accederES: acopiarES: acoplarES: acrecentarES: adjuntarES: aislarES: alzarES: amontonar