Vertaal
Naar andere talen: • agregar > DEagregar > ENagregar > FR
Vertalingen agregar ES>NL

agregar

werkw.
Uitspraak:  [aγɾeˈγaɾ]

1) añadir algo a lo ya existente - opnemen
Agregó un miembro al grupo. - Hij nam een lid op in de groep.

2) decir otra cosa además de lo ya dicho - toevoegen
Dijo: no quiero que vengas. Y luego agregó: nunca más. - Hij zei: ik wil niet dat je komt. En later voegde hij hier aan toe: nooit meer.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
agregar (ww.) bijtellen (ww.) ; voltallig maken (ww.) ; toevoegen (ww.) ; optellen (ww.) ; insluiten (ww.) ; erbij voegen (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; erbij optellen (ww.) ; completeren (ww.) ; bijvoegen (ww.) ; bijsluiten (ww.) ; bijrekenen (ww.) ; bijmengen (ww.) ; bijdoen (ww.) ; aanvullen (ww.) ; aansluiten (ww.) ; aan mengsel toevoegen (ww.)
agregar adde ; voeg toe
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `agregar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abarcar
ES: abrazar
ES: acceder
ES: acopiar
ES: acoplar
ES: acrecentar
ES: adjuntar
ES: aislar
ES: alzar
ES: amontonar