Vertaal
Naar andere talen: • agrupar > DEagrupar > ENagrupar > FR
Vertalingen agrupar ES>NL

agrupar

werkw.
Uitspraak:  [aγɾuˈpaɾ]

1) reunir en grupo cosas o personas - groeperen
agrupar a los alumnos por edad - de leerlingen op leeftijd groeperen

2) formar un conjunto de personas o entidades con un fin común - samenvoegen
El consorcio agrupa a diez empresas. - De associatie verenigt tien bedrijven.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
agrupar (ww.) combineren (ww.) ; een combinatie maken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `agrupar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: combinar