Vertalingen transmitir ES>NL
transmitir
werkw.
1) hacer llegar a una persona una información o mensaje -
overbrengen Transmitió una orden a sus empleados. - Hij heeft een bevel aan zijn werknemers overgebracht. |
2) emitir un programa de radio o televisión -
uitzenden Transmitirán el partido de fútbol en directo. - Ze zullen de voetbalwedstrijd rechtstreeks uitzenden. |
3) comunicar una enfermedad o estado de ánimo -
overbrengen transmitir una enfermedad contagiosa - een besmettelijke ziekte overbrengen |
4) comunicar un dispositivo energía de un punto a otro -
overbrengen La pila transmite la energía necesaria para hacer funcionar el reloj. - De batterij brengt de noodzakelijke energie over om de klok te laten werken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
transmitir (ww.) | geld overmaken (ww.) ; toesteken (ww.) ; programma uitzenden (ww.) ; overzenden (ww.) ; overschrijven (ww.) ; overleveren (ww.) ; overhandigen (ww.) ; overgeven (ww.) ; overdragen (ww.) ; overbrengen (ww.) ; overboeken (ww.) ; omroepen (ww.) ; geven (ww.) ; delegeren (ww.) ; communiceren (ww.) ; afgeven (ww.) ; aanreiken (ww.) ; aangeven (ww.) |
transmitir | doorgeven ; zenden ; verzenden ; vererven ; uitzenden ; overzenden ; doorsturen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `transmitir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: avisarES: comunicarES: contagiarES: contaminarES: dar informesES: dejarES: delegarES: depositarES: difundirES: emitir