Vertaal
Naar andere talen: • surgir > DEsurgir > ENsurgir > FR
Vertalingen surgir ES>NL

surgir

werkw.
Uitspraak:  [suɾ'xiɾ]

1) aparecer una cosa desde un lugar en que no se la percibía - tevoorschijn komen
Los mineros surgieron de la mina a mediodía. - De mijnwerkers kwamen rond de middag uit de mijn tevoorschijn.

2) pasar a manifestarse una cosa - zich voordoen
Desde Japón surgieron grandes innovaciones tecnológicas. - Vanuit Japan hebben zich grote technologische vernieuwingen voorgedaan.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
surgir (ww.) rijzen (ww.) ; opdiepen (ww.) ; opdoemen (ww.) ; opduiken (ww.) ; opkomen voor (ww.) ; oprijzen (ww.) ; opstijgen (ww.) ; opwellen (ww.) ; opzetten (ww.) ; ontstaan (ww.) ; stijgen (ww.) ; toenemen (ww.) ; van de bodem ophalen (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; verrijzen (ww.) ; voortkomen (ww.) ; weer verschijnen (ww.) ; aangroeien (ww.) ; omhoogkomen (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; naar binnen vallen (ww.) ; invallen (ww.) ; in het hoofd opkomen (ww.) ; in de lucht omhoogstijgen (ww.) ; groter worden (ww.) ; groeien (ww.) ; gedijen (ww.) ; de hoogte ingaan (ww.) ; bovenkomen (ww.) ; boven water komen (ww.) ; aanzwellen (ww.) ; aanwinnen (ww.) ; aanwassen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `surgir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acaecer
ES: acontecer
ES: alzar el vuelo
ES: alzarse
ES: aparecer
ES: aparecer de nuevo
ES: ascender
ES: asomar
ES: aumentar
ES: brotar