Vertaal
Naar andere talen: • surcar > DEsurcar > ENsurcar > FR
Vertalingen surcar ES>NL
surcar (ww.) doorhakken (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorsnijden (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; klieven (ww.) ; kloven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `surcar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: arar
ES: atravesar
ES: cortar
ES: cruzar
ES: escindir
ES: fisionar
ES: hender
ES: hendir
ES: labrar
ES: partir