Vertalingen cruzar ES>NL
I cruzar
werkw.
1) atravesar determinada cosa -
oversteken Cruzó el río. - Hij is de rivier overgestoken. |
2) pasar una determinada cosa sobre otra -
kruisen cruzar los brazos - de armen kruisen |
3) unir plantas o animales con el fin de reproducir la especie biologie -
kruisen Quiero cruzar tu caballo con mi yegua. - Ik wil jouw paard met mijn merrie kruisen. |
4) intercambiar con otra persona miradas o palabras -
uitwisselen Cruzaron palabras agresivas. - Ze wisselden agressieve woorden uit. |
II cruzarse
werkw.
1) coincidir dos personas que iban a lugares diferentes -
elkaar tegenkomen Nos cruzamos con sus padres en la calle. - We kwamen zijn ouders op straat tegen. |
2) encontrarse con algo o alguien -
iemand ontmoeten Se cruzó en mi vida y desde ese momento estamos juntos. - Ik heb hem ooit ontmoet en sindsdien zijn we samen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
cruzar (znw.) | de overlopen |
cruzar (ww.) | klieven (ww.) ; schrappen (ww.) ; oversteken (ww.) ; overgaan (ww.) ; oplaveren (ww.) ; opkruisen (ww.) ; kruisen (ww.) ; kloven (ww.) ; keperen (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; een kruis slaan (ww.) ; dwars oversteken (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorhakken (ww.) |
cruzar | kruisen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `cruzar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: atravesarES: bandearseES: bordearES: clavarES: cortarES: crucificarES: dar una de cal y otra de arenaES: escindirES: fisionarES: hender