Vertaal
Naar andere talen: • cruzar > DEcruzar > ENcruzar > FR
Vertalingen cruzar ES>NL

I cruzar

werkw.
Uitspraak:  [kɾu'ɑuaɾ]

1) atravesar determinada cosa - oversteken
Cruzó el río. - Hij is de rivier overgestoken.

2) pasar una determinada cosa sobre otra - kruisen
cruzar los brazos - de armen kruisen

3) unir plantas o animales con el fin de reproducir la especie biologie - kruisen
Quiero cruzar tu caballo con mi yegua. - Ik wil jouw paard met mijn merrie kruisen.

4) intercambiar con otra persona miradas o palabras - uitwisselen
Cruzaron palabras agresivas. - Ze wisselden agressieve woorden uit.


II cruzarse

werkw.
Uitspraak:  [kɾu'ɑuaɾse]

1) coincidir dos personas que iban a lugares diferentes - elkaar tegenkomen
Nos cruzamos con sus padres en la calle. - We kwamen zijn ouders op straat tegen.

2) encontrarse con algo o alguien - iemand ontmoeten
Se cruzó en mi vida y desde ese momento estamos juntos. - Ik heb hem ooit ontmoet en sindsdien zijn we samen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
cruzar (znw.)de overlopen
cruzar (ww.) klieven (ww.) ; schrappen (ww.) ; oversteken (ww.) ; overgaan (ww.) ; oplaveren (ww.) ; opkruisen (ww.) ; kruisen (ww.) ; kloven (ww.) ; keperen (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; een kruis slaan (ww.) ; dwars oversteken (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorhakken (ww.)
cruzar kruisen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `cruzar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: atravesar
ES: bandearse
ES: bordear
ES: clavar
ES: cortar
ES: crucificar
ES: dar una de cal y otra de arena
ES: escindir
ES: fisionar
ES: hender