Vertaal
Naar andere talen: • atravesar > DEatravesar > ENatravesar > FR
Vertalingen atravesar ES>NL

I atravesar

werkw.
Uitspraak:  [aaβeˈsaɾ]

1) poner una cosa en el medio de otra, de un extremo a otro - dwars leggen
Los manifestantes atravesaron un camión en la ruta y cortaron el tránsito. - De demonstranten hebben een vrachtauto over de weg gelegd en het verkeer stil gelegd.

2) estar una cosa en el medio de otra, ir de un extremo a otro - passeren
La ruta panamericana atraviesa toda América. - De pan-Amerikaanse hoofdweg loopt door heel Amerika.

3) estar una cosa sobre otra de lado a lado - dwars lopen
La camiseta tiene una franja que atraviesa el pecho. - Het hemd heeft een strook dat dwars over de borst loopt.

4) pasar por un cuerpo de un extremo a otro - doorsteken
la bala atravesó la pierna - de kogel ging dwars door zijn been

5) pasar por una situación temporal - doormaken
atravesar una crisis - een crisis doormaken


II atravesarse

werkw.
Uitspraak:  [aaβeˈsaɾse]

1) ponerse algo o alguien en el medio y estorbar - dwarsliggen
Se atravesó en la cama y no pude acostarme. - Hij ging dwars op bed liggen en daardoor kon ik niet gaan liggen.

2) intervenir en un asunto o problema ajeno - ergens tussenkomen
Esa mujer se atravesó entre los dos. - Die vrouw kwam tussenbeide.

3) ser desagradable o causar molestia algo o alguien - dwarszitten
Se me ha atravesado la novia de mi hermano. - De vriendin van mijn broer heeft me zitten vervelen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
atravesar (znw.)de overlopen
atravesar (ww.) doorvaren (ww.) ; reizen door (ww.) ; oversteken (ww.) ; overgaan (ww.) ; kloven (ww.) ; klieven (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; dwars oversteken (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorheen reizen (ww.) ; doorhakken (ww.) ; doorbreken (ww.)
atravesar overwerkt ; overspannen ; passeren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `atravesar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: agotado
ES: agotado por exceso de trabajo
ES: agujerar
ES: agujerear
ES: calar
ES: cortar
ES: cruzar
ES: desmedido
ES: despegar
ES: ensartar