Vertalingen partir ES>NL
I partir
werkw.
1) dividir una cosa en varias partes -
verdelen partir una torta en tres trozos - een taart in drie stukken verdelen |
2) cortar y separar uno o varios trozos de una cosa -
in stukken snijden/verdelen partir un trozo de queso - een stukje kaas afsnijden |
3) repartir algo entre varias personas -
delen Partió la herencia con su familia. - Hij verdeelde de erfenis onder zijn familie. |
4) dividir algo en trozos irregulares golpeándolo -
breken partir nueces con un martillo - noten breken met een hamer |
5) realizar la operación aritmética de la división wiskunde -
delen Partió doce en seis. - Hij deelde twaalf door zes. |
II partir
werkw.
1) ponerse en marcha o alejarse de un lugar -
vertrekken partir hacia el trabajo - naar het werk vertrekken |
a partir de (=desde, tomando un momento o asunto como punto de partida) - met ingang van
A partir de hoy haré ejercicio. - Met ingang van vandaag zal ik oefeningen gaan doen.
|
2) tener algo su origen en algo o alguien -
afkomstig zijn Los comentarios parten del ministro. - De opmerkingen zijn afkomstig van de minister. |
3) considerar algo como base para un razonamiento -
uitgaan partir de una hipótesis - uitgaan van een hypothese |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
partir (ww.) | reizen (ww.) ; zwerven (ww.) ; wegtrekken (ww.) ; wegreizen (ww.) ; weggaan (ww.) ; vertrekken (ww.) ; verlaten (ww.) ; verdwijnen (ww.) ; van wal steken (ww.) ; van wal gaan (ww.) ; uiteenhalen (ww.) ; uit elkaar halen (ww.) ; trekken (ww.) ; splitsen (ww.) ; scheiden (ww.) ; rondreizen (ww.) ; opstappen (ww.) ; opbreken (ww.) ; kloven (ww.) ; klieven (ww.) ; in tweeën houwen (ww.) ; heengaan (ww.) ; gaan (ww.) ; doorsnijden (ww.) ; doormidden hakken (ww.) ; doorknippen (ww.) ; doorklieven (ww.) ; doorhouwen (ww.) ; doorhakken (ww.) ; afreizen (ww.) |
partir | wegspuiten |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `partir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abandonarES: agotarES: agrietarES: alejarseES: alejarse deES: atravesarES: ausentarseES: cascarES: correrseES: cortar