Vertalingen reducir ES>NL
I reducir
werkw.
1) hacer menor una cantidad, el grado o la relevancia de algo -
verminderen , verlagen reducir gastos - kosten verlagen |
2) dominar a alguien que se resiste -
bedwingen El policía redujo al ladrón sin usar armas. - De politieagent overmeesterde de dief zonder het gebruik van wapens. |
3) dividir un cuerpo en partes más pequeñas -
verwerken reducir el cereal a harina - het graan verwerken tot meel |
4) acortar un discurso, texto o narración -
inkorten Tuvo que reducir la lección por falta de tiempo. - Hij moest de les inkorten vanwege tijdgebrek. |
5) concentrar un líquido -
(laten) indikken reducir la salsa en la sartén - de saus laten indikken in de koekepan |
6) transformar una cantidad en unidades menores -
omrekenen reducir kilos a gramos - kilo´s naar grammen omrekenen |
7) simplificar por demás un problema o una explicación -
terugbrengen Siempre terminas por reducir el conflicto a los defectos ajenos. - Je brengt het conflict altijd terug op andermans gebreken. |
II reducir
werkw.
bajar la marcha de un automóvil -
de vaart verminderen Es una subida muy pronunciada mejor reduce a primera. - Het is een heel steile helling, het is beter om in de eerste versnelling de vaart te verminderen. |
III reducirse
werkw.
1) basarse una cosa en determinados elementos simples -
neerkomen En Hamlet el drama de la vida se reduce a ser o no ser. - In Hamlet komt het levensdrama neer op het zijn of het niet zijn. |
2) acortar algo a determinadas condiciones limitadas o pequeñas -
zich beperken A pesar de sus estudios tuvo que reducirse a limpiar calles. - Ondanks zijn opleiding moest hij zich beperken tot het schoonmaken van straten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
reducir (ww.) | terugdrijven (ww.) ; minder worden (ww.) ; minimaliseren (ww.) ; neerleggen (ww.) ; onderuit halen (ww.) ; reduceren (ww.) ; schaden (ww.) ; slinken (ww.) ; terugdraaien (ww.) ; minder maken (ww.) ; terugdringen (ww.) ; terugschroeven (ww.) ; terugvoeren (ww.) ; verkleinen (ww.) ; verkorten (ww.) ; verlagen (ww.) ; verminderen (ww.) ; krimpen (ww.) ; kleiner maken (ww.) ; inperken (ww.) ; inkrimpen (ww.) ; herleiden (ww.) ; declineren (ww.) ; beperken (ww.) ; benadelen (ww.) ; beknotten (ww.) ; afprijzen (ww.) ; afnemen (ww.) ; afbreuk doen aan (ww.) ; achteruitgaan (ww.) |
reducir | afremmen ; terugschakelen ; reduceren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `reducir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abreviarES: achicarES: acotarES: afectarES: aflojarES: ahorrarES: amenguarES: aminorarES: anularES: apear