Vertaal
Naar andere talen: • posponer > DEposponer > ENposponer > FR
Vertalingen posponer ES>NL

posponer

werkw.
Uitspraak:  [pospo'neɾ]

1) dejar para un tiempo posterior la realización de algo - uitstellen
posponer una cita - een afspraak uitstellen

2) colocar a una persona o cosa después de otra en el orden de prioridades - achterstellen
Pospuso a sus hijos por el trabajo. - Hij heeft zijn kinderen achtergesteld vanwege het werk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
posponer (ww.) achterstellen (ww.) ; opschorten (ww.) ; opschuiven (ww.) ; rekken (ww.) ; uitstellen (ww.) ; verdagen (ww.) ; verschuiven (ww.) ; vertragen (ww.) ; voor zich uitschuiven (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `posponer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aplazar
ES: dejar para más tarde
ES: dejar para otro día
ES: demorar
ES: diferir
ES: ganar tiempo
ES: postergar
ES: prorrogar
ES: remitir
ES: tardar