Vertalingen aplazar ES>NL
aplazar
werkw.
postergar algo, dejarlo para hacerlo después -
uitstellen He aplazado el casamiento hasta terminar la universidad. - Ik heb het huwelijk uitgesteld tot het beëindigen van de universiteit. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aplazar (ww.) | aarzelen (ww.) ; achterstellen (ww.) ; buizen (ww.) ; dubben (ww.) ; opschorten (ww.) ; opschuiven (ww.) ; rekken (ww.) ; schuivend verplaatsen (ww.) ; talmen (ww.) ; uitstellen (ww.) ; verschuiven (ww.) ; vertragen (ww.) ; voor zich uitschuiven (ww.) ; weifelen (ww.) ; zakken (ww.) |
aplazar | verdagen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `aplazar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aplazarseES: atrasarES: dejar en suspensoES: dejar para más tardeES: dejar para otro díaES: demorarES: demorarseES: diferirES: ganar tiempoES: posponer