Vertaal
Naar andere talen: • plantear > DEplantear > ENplantear > FR
Vertalingen plantear ES>NL

plantear

werkw.
Uitspraak:  [plan'teaɾ]

1) exponer la forma de llevar a cabo una acción - naar voren brengen
El jefe planteó la necesidad del trabajo en grupo. - De baas bracht de noodzaak van groepswerk naar voren.

2) exponer un tema o dificultad para tratar de encontrarle solución - aan de orde stellen
En la asamblea de hoy plantearon un asunto de capital importancia. - In de vergadering van vandaag werd een zaak van groot belang aan de orde gesteld.

3) generar una pregunta, duda o idea - voorstellen
Planteó una nueva categoría de análisis para el fenómeno estudiado. - Hij heeft een nieuwe categorie van analyse voorgesteld voor het bestudeerde fenomeen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
plantear (ww.) aankaarten (ww.) ; aansnijden (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; entameren (ww.) ; ervan uitgaan (ww.) ; naar voren brengen (ww.) ; omhoogwerpen (ww.) ; op tafel leggen (ww.) ; opperen (ww.) ; opwerpen (ww.) ; poneren (ww.) ; stellen (ww.) ; te berde brengen (ww.) ; ter sprake brengen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `plantear`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abordar
ES: aducir
ES: ajustar
ES: alegar
ES: asumir
ES: brindar
ES: dar
ES: dar por sentado
ES: emprender
ES: formular