Vertalingen brindar ES>NL
I brindar
werkw.
beber a la salud de alguien -
toosten Brindaron por el regreso de su padre. - Ze toostten op de terugkomst van hun vader. |
II brindar
werkw.
ofrecer bienestar o provecho -
(aan)bieden Brindó su amistad y confianza. - Hij bood zijn vriendschap en vertrouwen aan. |
III brindarse
werkw.
ofrecerse voluntariamente para bienestar o provecho de alguien -
zich aanbieden om Se brinda a prestarle ayuda a quien lo necesita. - Hij biedt zich aan om hulp te verlenen aan iedereen die dat nodig heeft. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
brindar (ww.) | een toost uitbrengen (ww.) ; fluisteren (ww.) ; heien (ww.) ; klampen (ww.) ; kletteren (ww.) ; lispelen (ww.) ; proosten (ww.) ; rammelen (ww.) ; sissen (ww.) ; toosten (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `brindar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abrazarse aES: aferrarse aES: agarrarse aES: beber a la salud deES: bisbisearES: brincarES: brindar porES: chillarES: chocarES: chocar los vasos