Vertaal
Naar andere talen: • brindar > DEbrindar > ENbrindar > FR
Vertalingen brindar ES>NL

I brindar

werkw.
Uitspraak:  [bɾin'dar]

beber a la salud de alguien - toosten
Brindaron por el regreso de su padre. - Ze toostten op de terugkomst van hun vader.


II brindar

werkw.

ofrecer bienestar o provecho - (aan)bieden
Brindó su amistad y confianza. - Hij bood zijn vriendschap en vertrouwen aan.


III brindarse

werkw.
Uitspraak:  [bɾin'darse]

ofrecerse voluntariamente para bienestar o provecho de alguien - zich aanbieden om
Se brinda a prestarle ayuda a quien lo necesita. - Hij biedt zich aan om hulp te verlenen aan iedereen die dat nodig heeft.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
brindar (ww.) een toost uitbrengen (ww.) ; fluisteren (ww.) ; heien (ww.) ; klampen (ww.) ; kletteren (ww.) ; lispelen (ww.) ; proosten (ww.) ; rammelen (ww.) ; sissen (ww.) ; toosten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `brindar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrazarse a
ES: aferrarse a
ES: agarrarse a
ES: beber a la salud de
ES: bisbisear
ES: brincar
ES: brindar por
ES: chillar
ES: chocar
ES: chocar los vasos