Vertalingen dañar ES>NL
dañar (ww.) | moeren (ww.) ; zeer doen (ww.) ; verwonden (ww.) ; verprutsen (ww.) ; verpesten (ww.) ; verknoeien (ww.) ; verbrodden (ww.) ; toetakelen (ww.) ; smaden (ww.) ; pijn doen (ww.) ; nadeel berokkenen (ww.) ; mollen (ww.) ; aanvreten (ww.) ; kwetsen (ww.) ; kwaad doen (ww.) ; krenken (ww.) ; kapotmaken (ww.) ; grieven (ww.) ; deren (ww.) ; blesseren (ww.) ; bezoedelen (ww.) ; bezeren (ww.) ; beschadigen (ww.) ; benadelen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen
Voorbeeldzinnen met `dañar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: afectarES: agravarES: agraviarES: arruinarES: causar dañoES: causar perjuicioES: complicarES: damnificarES: desbaratarES: descomponer