Vertaal
Naar andere talen: • ofender > DEofender > ENofender > FR
Vertalingen ofender ES>NL

I ofender

werkw.
Uitspraak:  [ofen'deɾ]

1) despreciar o humillar mediante palabras o acciones - beledigen
La ofendió con sus palabras. - Hij heeft haar met zijn woorden beledigd.

2) causar una mala impresión a los sentidos - kwetsen
Hay imágenes que ofenden. - Er zijn kwetsende beelden.


II ofender

werkw.

sentirse humillado o despreciado - zich gekwetst voelen
Se ofendió con lo que le dijiste. - Hij voelde zich gekwetst met wat je tegen hem zei.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ofender (ww.) kwetsen (ww.) ; zeer doen (ww.) ; smaden (ww.) ; schaden (ww.) ; schade toebrengen aan (ww.) ; schade berokkenen (ww.) ; pijn doen (ww.) ; nadeel toebrengen (ww.) ; nadeel berokkenen (ww.) ; misdrijven (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; kwaad doen (ww.) ; krenken (ww.) ; grieven (ww.) ; duperen (ww.) ; deren (ww.) ; benadelen (ww.) ; belasteren (ww.)
ofender beledigen ; de belediging (v)
Bronnen: interglot; Trueterm; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `ofender`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: achicar
ES: afectar
ES: afrentar
ES: agraviar
ES: blasfemar
ES: calumniar
ES: chocar
ES: cometer un crimen
ES: contusionar
ES: dañar