Vertalingen maldecir ES>NL
I maldecir
werkw.
1) echar imprecaciones contra algo o alguien -
vervloeken maldecir la propia suerte - het eigen geluk verwensen |
2) pedir que a alguien le ocurra un mal -
verdoemen Maldigo a ese hombre. - Ik verdoem die man. |
II maldecir
werkw.
hablar de alguien con mordacidad manifestando odio o rechazo -
kwaadspreken maldecir de la familia - kwaadspreken over de familie |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
maldecir (ww.) | uitjouwen (ww.) ; woedend zijn (ww.) ; vloeken (ww.) ; verwensen (ww.) ; vervloeken (ww.) ; veroordelen tot de hel (ww.) ; verdoemen (ww.) ; uitschelden (ww.) ; uitmaken voor (ww.) ; belasteren (ww.) ; schuimbekken (ww.) ; schelden (ww.) ; roddelen (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; kwaad zijn (ww.) ; ketteren (ww.) ; foeteren (ww.) ; beledigen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `maldecir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: agredir de palabraES: ajearES: blasfemarES: bramarES: calumniarES: chillarES: comadrearES: condenarES: cotillearES: cotorrear