Vertalingen condenar ES>NL
I condenar
werkw.
1) pronunciar sentencia con el fin de imponer pena juridisch -
veroordelen El juez condenó al acusado. - De rechter veroordeelde de verdachte. |
2) desaprobar una acción o doctrina -
afkeuren Condenaron su actitud frente al problema. - Zijn houding ten aanzien van het probleem werd afgekeurd. |
3) forzar a alguien a hacer o decir algo penoso -
veroordelen Lo condenó al exilio. - Hij veroordeelde hem tot ballingschap. |
4) clausurar o incomunicar una habitación -
afsluiten Debieron condenar la puerta para que nadie ingrese. - Ze moesten de deur afsluiten zodat niemand naar binnen kon gaan. |
II condenarse
werkw.
realizar alguien acciones que lo llevan a una condena -
verdoemd worden condenarse al infierno - verdoemd worden tot de hel |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
condenar (ww.) | verketteren (ww.) ; voorhouden (ww.) ; voor de voeten gooien (ww.) ; vonnissen (ww.) ; verwijten (ww.) ; verwensen (ww.) ; vervolgen (ww.) ; vervloeken (ww.) ; veroordelen tot de hel (ww.) ; veroordelen (ww.) ; aanrekenen (ww.) ; verdoemen (ww.) ; nadragen (ww.) ; laken (ww.) ; gispen (ww.) ; blameren (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; berispen (ww.) ; berechten (ww.) ; aanwrijven (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `condenar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: agarrotarES: ahorcarES: amanecerES: arrebatarES: borrarES: castigarES: censurarES: clarearES: corregirES: criticar