Vertaal
Naar andere talen: • condenar > DEcondenar > ENcondenar > FR
Vertalingen condenar ES>NL

I condenar

werkw.
Uitspraak:  [konde'naɾ]

1) pronunciar sentencia con el fin de imponer pena juridisch - veroordelen
El juez condenó al acusado. - De rechter veroordeelde de verdachte.

2) desaprobar una acción o doctrina - afkeuren
Condenaron su actitud frente al problema. - Zijn houding ten aanzien van het probleem werd afgekeurd.

3) forzar a alguien a hacer o decir algo penoso - veroordelen
Lo condenó al exilio. - Hij veroordeelde hem tot ballingschap.

4) clausurar o incomunicar una habitación - afsluiten
Debieron condenar la puerta para que nadie ingrese. - Ze moesten de deur afsluiten zodat niemand naar binnen kon gaan.


II condenarse

werkw.
Uitspraak:  [konde'naɾse]

realizar alguien acciones que lo llevan a una condena - verdoemd worden
condenarse al infierno - verdoemd worden tot de hel

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
condenar (ww.) verketteren (ww.) ; voorhouden (ww.) ; voor de voeten gooien (ww.) ; vonnissen (ww.) ; verwijten (ww.) ; verwensen (ww.) ; vervolgen (ww.) ; vervloeken (ww.) ; veroordelen tot de hel (ww.) ; veroordelen (ww.) ; aanrekenen (ww.) ; verdoemen (ww.) ; nadragen (ww.) ; laken (ww.) ; gispen (ww.) ; blameren (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; berispen (ww.) ; berechten (ww.) ; aanwrijven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `condenar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: agarrotar
ES: ahorcar
ES: amanecer
ES: arrebatar
ES: borrar
ES: castigar
ES: censurar
ES: clarear
ES: corregir
ES: criticar