Vertaal
Naar andere talen: • insultar > DEinsultar > ENinsultar > FR
Vertalingen insultar ES>NL

insultar

werkw.
Uitspraak:  [insul'taɾ]

1) ofender a alguien con palabras o actos - beledigen
Los simpatizantes del club insultaron al equipo visitante. - De supporters van de club beledigden het bezoekende team.

2) constituir una cosa una grave ofensa - krenken
Tus mentiras me insultan. - Jouw leugens krenken me.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
insultar (ww.) afsnauwen (ww.) ; belasteren (ww.) ; beledigen (ww.) ; beschimpen (ww.) ; bespotten (ww.) ; dissen (ww.) ; foeteren (ww.) ; ketteren (ww.) ; kwaadspreken (ww.) ; schelden (ww.) ; smaden (ww.) ; uitjouwen (ww.) ; uitmaken voor (ww.) ; uitschelden (ww.) ; uitvallen tegen (ww.) ; vloeken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `insultar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: afectar
ES: afrentar
ES: agraviar
ES: agredir de palabra
ES: ajear
ES: blasfemar
ES: bramar
ES: calumniar
ES: chillar
ES: chocar