Vertaal
Naar andere talen: • favorecer > DEfavorecer > ENfavorecer > FR
Vertalingen favorecer ES>NL

I favorecer

werkw.
Uitspraak:  [faβoɾe'ɑueɾ]

1) proporcionar un beneficio para alguien o algo - bevoordelen
La ley favorece a la industria nacional. - De wet bevoordeelt de nationale industrie.

2) propiciar que suceda algo - bevorderen
Los vientos favorecen la navegación. - De winden bevorderen het varen.

3) realizar un favor a alguien - helpen
Mi jefe no me ha favorecido en nada. - Mijn baas heeft me nergens mee geholpen.


II favorecerse

werkw.
Uitspraak:  [faβoɾe'ɑueɾse]

sacar un beneficio de algo - profijt trekken
Se favoreció de la subida de los precios. - Hij heeft profijt getrokken van de prijsverhoging.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
favorecer (ww.) begunstigen (ww.) ; bevoordelen (ww.) ; bevoorrechten (ww.) ; doneren (ww.) ; geven (ww.) ; schenken (ww.) ; staan (ww.) ; voorrechten toekennen (ww.) ; voorschuiven (ww.) ; voortrekken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `favorecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrigar
ES: ahorrar
ES: alentar
ES: amparar
ES: animar
ES: apadrinar
ES: auspiciar
ES: aventajar
ES: ayudar
ES: beneficiar