Vertalingen abrigar ES>NL
I abrigar
werkw.
1) cubrir el cuerpo para resguardarlo del frío -
warm inpakken abrigar con una manta - warm inpakken met een deken |
2) dar refugio o protección -
beschutten El nuevo refugio abrigará a los sin techo. - Het nieuwe tehuis biedt bescherming voor daklozen. |
3) poseer ciertos sentimientos o ideas -
koesteren abrigar expectativas - verwachtingen koesteren |
II abrigarse
werkw.
cubrirse el cuerpo para resguardarse del frío -
warme kleren aantrekken Se abrigó y salió. - Hij trok warme kleren aan en ging naar buiten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
abrigar (ww.) | afdekken (ww.) ; afschermen (ww.) ; afschutten (ww.) ; beschermen (ww.) ; beschutten (ww.) ; koesteren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `abrigar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acariciarES: acogerES: ampararES: arrellanarseES: camuflarES: cercarES: cobijarES: cubrirES: dar protecciónES: encerrar