Vertaal
Naar andere talen: • facilitar > DEfacilitar > ENfacilitar > FR
Vertalingen facilitar ES>NL

facilitar

werkw.
Uitspraak:  [faɑuili'taɾ]

1) hacer posible algo - vergemakkelijken
facilitar las entradas - de toetredingen vergemakkelijken

2) proporcionar algo a alguien o hacer de intermediario para que lo consiga - verstrekken
facilitar un automóvil - een auto verstrekken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
facilitar (ww.) bemakkelijken (ww.) ; gunnen (ww.) ; gunst verlenen (ww.) ; simplificeren (ww.) ; ter beschikking stellen (ww.) ; vereenvoudigen (ww.) ; vergemakkelijken (ww.) ; verschaffen (ww.) ; versoberen (ww.) ; verstrekken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `facilitar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abastecer
ES: acceder a
ES: accedido
ES: adjudicar
ES: admitir
ES: ahorrar
ES: aprovisionar
ES: asentir a
ES: complacer
ES: conceder