Vertalingen facilitar ES>NL
facilitar
werkw.
1) hacer posible algo -
vergemakkelijken facilitar las entradas - de toetredingen vergemakkelijken |
2) proporcionar algo a alguien o hacer de intermediario para que lo consiga -
verstrekken facilitar un automóvil - een auto verstrekken |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
facilitar (ww.) | bemakkelijken (ww.) ; gunnen (ww.) ; gunst verlenen (ww.) ; simplificeren (ww.) ; ter beschikking stellen (ww.) ; vereenvoudigen (ww.) ; vergemakkelijken (ww.) ; verschaffen (ww.) ; versoberen (ww.) ; verstrekken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `facilitar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abastecerES: acceder aES: accedidoES: adjudicarES: admitirES: ahorrarES: aprovisionarES: asentir aES: complacerES: conceder