Vertaal
Naar andere talen: • abastecer > DEabastecer > ENabastecer > FR
Vertalingen abastecer ES>NL

I abastecer

werkw.
Uitspraak:  [aβasteˈɑueɾ]

proporcionar cosas necesarias - (toe)leveren , bevoorraden
abastecer de elektricidad - van elektriciteit voorzien


II abastecerse

werkw.
Uitspraak:  [aβasteˈɑueɾse]

equiparse con cosas necesarias - zich van het nodige voorzien
La ciudad se abasteció de agua. - De stad heeft een watervoorraad aangelegd.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abastecer (ww.) bevoorraden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `abastecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abastecer de víveres
ES: aprovisionar
ES: avituallar
ES: equipar
ES: facilitar
ES: guarnecer
ES: pertrechar
ES: proveer
ES: proveer de vituallas
ES: suministrar