Vertaal
Naar andere talen: • excusar > DEexcusar > ENexcusar > FR
Vertalingen excusar ES>NL

I excusar

werkw.
Uitspraak:  [eksku'saɾ]

1) justificar mediante un argumento algo o alguien - goedpraten , verontschuldigen
La madre excusó a su hijo por las tardanzas en el colegio. - De moeder verontschuldigde haar zoon voor het te laat op school komen.

2) liberar a alguien de una carga o compromiso - vrijstellen
excusar a un joven del servicio militar - een jongen van de militaire dienst vrijstellen


II excusarse

werkw.
Uitspraak:  [eksku'saɾse]

1) justificarse mediante un argumento - zich verontschuldigen
Se excusó por la tardanza. - Hij verontschuldigde zich voor het te laat komen.

2) liberarse de una carga o compromiso - niet deelnemen
Nos excusamos del viaje porque tenemos un compromiso previo. - We zullen niet aan de reis deelnemen want we hebben een eerdere verplichting.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
excusar (ww.) excuseren (ww.) ; excuses aanbieden (ww.) ; vergeven (ww.) ; vergoelijken (ww.) ; verontschuldigen (ww.) ; verschonen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `excusar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: absolver
ES: condonar
ES: dar sus excusas
ES: disculpar
ES: perdonar
ES: remitir