Vertaal
Naar andere talen: • quebrar > DEquebrar > ENquebrar > FR
Vertalingen quebrar ES>NL

I quebrar

werkw.
Uitspraak:  [ke'βɾaɾ]

1) romper algo duro sin que se separen las partes del todo - breken
quebrar un bastón - een stok breken

2) doblar algo rígido - ombuigen
quebrar un tubo - een leiding ombuigen

3) interrumpir la continuación de algo no material - verbreken
quebrar un noviazgo - een verloving verbreken

4) disminuir la fuerza de algo - verzwakken
El cansancio quiebra la voluntad. - De vermoeidheid verzwakt de wil.


II quebrar

werkw.

arruinarse una empresa o negocio por no poder afrontar las obligaciones - failliet gaan
Después de tantos esfuerzos quebramos igualmente. - Na zoveel inspanningen zijn we toch failliet gegaan.


III quebrarse

werkw.
Uitspraak:  [ke'βɾaɾse]

romperse algo rígido en varios trozos - breken
Me he quebrado un pie. - Ik heb een been gebroken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
quebrar (ww.) knakken (ww.) ; verbrijzelen (ww.) ; verbreken (ww.) ; stukmaken (ww.) ; stukgaan (ww.) ; stukbreken (ww.) ; stuk gaan (ww.) ; sneuvelen (ww.) ; opheffen (ww.) ; openspringen (ww.) ; ontbinden (ww.) ; onklaar raken (ww.) ; losspringen (ww.) ; kapotgaan (ww.) ; kapotbreken (ww.) ; kapot gaan (ww.) ; ingooien (ww.) ; forceren (ww.) ; flippen (ww.) ; breken (ww.) ; begeven (ww.) ; afbreken (ww.)
el Quebrar (m) het haperen ; het blijven steken
quebrar failliet gaan ; op de fles gaan
Bronnen: interglot; cibg.be; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `quebrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrirse bruscamente
ES: abrirse de golpe
ES: abusar de
ES: amortiguar
ES: caer
ES: cascar
ES: craquear
ES: declinar
ES: derribar
ES: derrumbar