Vertaal
Naar andere talen: • disculpar > DEdisculpar > ENdisculpar > FR
Vertalingen disculpar ES>NL

I disculpar

werkw.
Uitspraak:  [diskul'paɾ]

1) excusar a alguien o algo dando argumentos en favor suyo - excuseren
El hombre disculpó a su hijo diciendo que estaba muy nervioso. - De man vergaf zijn zoon met als reden dat hij heel zenuwachtig was.

2) otorgar perdón por las faltas o los agravios cometidos por otra persona - vrijpleiten
El tribunal disculpó los insultos del fiscal. - De rechtbank heeft de beledigingen van de openbare aanklager vrijgepleit.


II disculparse

werkw.
Uitspraak:  [diskul'paɾse]

pedir perdón o excusarse alguien por una falta cometida - zich verontschuldigen
Se disculpó por el tono con el cual habló. - Hij verontschuldigde zich voor de toon waarop hij sprak.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
disculpar (ww.) excuseren (ww.) ; excuses aanbieden (ww.) ; vergeven (ww.) ; vergiffenis schenken (ww.) ; vergoelijken (ww.) ; verontschuldigen (ww.) ; verschonen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `disculpar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: absolver
ES: condonar
ES: dar sus excusas
ES: exculpar
ES: excusar
ES: eximir
ES: perdonar
ES: remitir