Vertalingen arruinar ES>NL
I arruinar
werkw.
1) destruir, causar daño, estropear -
verwoesten La sequía arruinó la cosecha. - De droogte heeft de oogst verwoest. |
2) empobrecer, hacer perder los bienes -
ruïneren Arruinó la empresa familiar con su adicción al juego. - Hij heeft het familiebedrijf geruïneerd met zijn gokverslaving. |
3) destruir por completo, dejar en ruinas -
vernietigen El bombardeo arruinó la ciudad. - Het bombardement heeft de stad vernietigd. |
II arruinarse
werkw.
romperse, dañarse -
stuk gaan Se arruinó la lavadora. - De wasmachine is stuk gegaan. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
arruinar (ww.) | achteruitgaan (ww.) ; corrumperen (ww.) ; degenereren (ww.) ; iets bederven (ww.) ; te gronde richten (ww.) ; verbrodden (ww.) ; verderven (ww.) ; verkankeren (ww.) ; vernielen (ww.) ; verpesten (ww.) ; verprutsen (ww.) ; verwoesten (ww.) ; verworden (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `arruinar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abismarseES: aguarES: aniquilarES: asolarES: caerES: corromperES: dañarES: degenerarES: degenerarseES: desarmar