Vertaal
Naar andere talen: • correr > DEcorrer > ENcorrer > FR
Vertalingen correr ES>NL

I correr

werkw.
Uitspraak:  [ko'reɾ]

1) andar muy deprisa y con impulso, de manera que entre cada paso los dos pies quedan en el aire - rennen
Corría intentando llegar al autobús que ya arrancaba. - Ik rende om de bus te kunnen halen die al aan het optrekken was.

2) ir de un lugar a otro rápidamente - rennen
Corrimos para no llegar tarde al cine. - We renden om niet te laat bij de bioscoop aan te komen.

3) moverse un líquido o un fluido en un sentido determinado - stromen
No corre ni la más ligera brisa. - Er waait niet het minste briesje.

4) realizar una actividad con rapidez - gehaast zijn
Estoy muy liada y voy todo el día corriendo. - Ik ben heel erg gehaast en loop de hele dag te rennen.

5) pasar un rumor o extenderse una noticia de unos a otros - rondgaan
El rumor corría de boca en boca. - Het gerucht ging als een lopend vuurtje rond.

6) perseverar en algo que se quiere conseguir - nastreven
Corrió tras el ascenso durante meses y finalmente lo consiguió por sus méritos. - Hij streefde maandenlang de promotie na en uiteidelijk is het hem gelukt dankzij zijn verdiensten.

7) tomar una persona a su cargo una cosa - op zich nemen
La cena corre por cuenta de la empresa. - Het diner komt voor rekening van het bedrijf.

8) transcurrir o pasar el tiempo - snel voorbijgaan
Date prisa que corren los minutos. - Schiet op want de tijd vliegt.

9) devengarse una retribución como salario o jornal - ingaan
Los intereses corren desde el momento en que se firmen los documentos del préstamo. - De rente gaat in vanaf het moment dat de papieren van de lening worden ondertekend.


II correr

werkw.

1) desplazar, hacer que se deslice una cosa - opzijschuiven
Corre las cortinas. - Schuif de gordijnen opzij.

2) pasar o estar expuesto a peligros o aventuras - ondergaan
No es necesario que corras ningún riesgo. - Het is niet nodig dat je welk risico dan ook neemt.

3) mezclar los colores de una tela o extenderse la tinta de un escrito o el maquillaje - lopen
La pintura de los ojos corría por sus mejillas mientras lloraba. - De make-up van haar ogen liep over haar wangen terwijl ze huilde.

4) visitar, recorrer diversos lugares - rondtrekken
En aquella época corrimos mucho mundo. - In die tijd trokken we veel rond.

5) entrar en un territorio enemigo por la fuerza defensie - bezetten
Los escuadrones de infantería corrieron todo el territorio. - De brigades van de infanterie hebben het hele terrein bezet.

6) montar un animal o pilotar un vehículo en una carrera sport - racen
Este año debutará corriendo en fórmula uno. - Dit jaar zal hij voor het eerst in de formule 1 wedstrijd racen.

7) hacer de corredor de una mercancía en operaciones comerciales economie - laten circuleren
El costo operacional es el costo continuo para correr un producto. - De operationale kosten zijn de vaste kosten voor het laten circuleren van een product.

8) perseguir a una persona o un animal - achtervolgen
El perro corrió al gato por todo el jardín. - De hond rende door de hele tuin achter de kat aan.

9) apartar , expulsar, despedir a una persona - ontslaan
Lo corrieron de la empresa por incompetente. - Ze hebben hem ontslagen bij het bedrijf vanwege ongeschiktheid.
uitdrukking a todo correr
uitdrukking dejar correr


III correrse

werkw.
Uitspraak:  [ko'reɾse]

1) moverse o deslizarse una cosa o una persona de donde está - opschuiven
Córrete un poco a la izquierda - Schuif een beetje op naar links.

2) hacer una persona en una cosa más de lo que es prudente u oportuno - te ver gaan
Se corrió demasiado con los gastos y debió pedir un préstamo. - Hij is te ver gegaanm met de uitgaven en moest een lening vragen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
correr (ww.) vlieden (ww.) ; rennen (ww.) ; reppen (ww.) ; sijpelen (ww.) ; sjezen (ww.) ; snel gaan (ww.) ; snellen (ww.) ; spoeden (ww.) ; stappen (ww.) ; stromen (ww.) ; uitdruppelen (ww.) ; opjagen (ww.) ; vloeien (ww.) ; vluchten (ww.) ; voortjagen (ww.) ; wegdringen (ww.) ; wegdrukken (ww.) ; wegduwen (ww.) ; wegschuiven (ww.) ; wegvluchten (ww.) ; zich snel voortbewegen (ww.) ; zich voortbewegen (ww.) ; ophitsen (ww.) ; aantrekken (ww.) ; afdruipen (ww.) ; dichttrekken (ww.) ; droppen (ww.) ; druipen (ww.) ; druppelen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druppen (ww.) ; gaan (ww.) ; haasten (ww.) ; hardlopen (ww.) ; hardrijden (ww.) ; hollen (ww.) ; jachten (ww.) ; jakkeren (ww.) ; lopen (ww.) ; opdrijven (ww.)
correrde loop (m) ; zijn plicht ontlopen ; zich drukken ; lopen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `correr`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acelerar
ES: andar
ES: andar a galope
ES: apencar
ES: apresurar
ES: apresurarse
ES: aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta
ES: cazar
ES: ceder
ES: cerrar