Vertalingen convidar ES>NL
I convidar
werkw.
1) invitar a una persona o personas a participar de algo -
uitnodigen Convidó a todos sus amigos a celebrar su cumpleaños. - Hij heeft al zijn vrienden uitgenodigd om zijn verjaardag te vieren. |
2) ofrecer a una persona una cosa que se supone grata para ella -
aanbieden La convidaron a participar del seminario de lingüística. - Ze hebben hem aangeboden om deel te nemen aan een linguïstisch werkcollege. |
3) ofrecer o brindar un lugar o circunstancia la oportunidad de hacer una cosa -
trakteren Me convidó a tomar una cerveza. - Hij heeft me uitgenodigd om een biertje te drinken. |
4) mover o incitar a hacer alguna cosa agradable -
noden Los días fríos convidaban a quedarse en casa. - De koude dagen noodden tot thuis blijven |
II convidarse
werkw.
invitarse voluntariamente -
zichzelf uitnodigen No hace falta que le convides, él se convida solo. - Het is niet nodig dat je hem uitnodigt, hij nodigt zichzelf uit. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
convidar (ww.) | engageren (ww.) ; feestelijk onthalen (ww.) ; fêteren (ww.) ; fuiven (ww.) ; inviteren (ww.) ; noden (ww.) ; trakteren (ww.) ; uitnodigen (ww.) ; vergasten op (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `convidar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acogerES: agasajarES: agasajar conES: banquetearES: brindarES: convocarES: dedicarES: festejarES: homenajearES: invitar