Vertaal
Naar andere talen: • contar > DEcontar > ENcontar > FR
Vertalingen contar ES>NL

contar

werkw.
Uitspraak:  [kon'taɾ]

1) numerar una cantidad de unidades - tellen
Conté veinte calles. - Ik heb twintig straten geteld.

2) relatar un hecho - vertellen
Contó una historia hermosa. - Hij heeft een prachtig verhaal verteld.

3) incluir a alguien en un grupo - meetellen
Te cuento entre los invitados. - Ik tel je mee onder de genodigden.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
contar (ww.) toevoegen (ww.) ; meerekenen (ww.) ; meetellen (ww.) ; passen (ww.) ; praten (ww.) ; rekenen (ww.) ; snateren (ww.) ; spreken (ww.) ; tellen (ww.) ; meeberekenen (ww.) ; uiteenzetten (ww.) ; verhaal vertellen (ww.) ; verhalen (ww.) ; vertellen (ww.) ; wauwelen (ww.) ; zeggen (ww.) ; zwammen (ww.) ; geld afpassen (ww.) ; aftellen (ww.) ; babbelen (ww.) ; begroten (ww.) ; berekenen (ww.) ; beschrijven (ww.) ; erbij optellen (ww.) ; erbij rekenen (ww.) ; erbij tellen (ww.) ; kakelen (ww.) ; klappen (ww.) ; kletsen (ww.) ; kwebbelen (ww.) ; kwekken (ww.) ; kwetteren (ww.) ; mededelen (ww.)
contar rekenen op
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `contar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: agregar
ES: anotar
ES: calcular
ES: catalogar
ES: computar
ES: comunicar
ES: contabilizar
ES: conversar
ES: creer
ES: definir