Vertaal
Naar andere talen: • combinar > DEcombinar > ENcombinar > FR
Vertalingen combinar ES>NL

I combinar

werkw.
Uitspraak:  [kombi'naɾ]

1) unir personas o cosas diversas para un fin determinado - mengen
Si combinas bien los ingredientes tendrás un plato delicioso. - Als je de ingrediënten goed mengt, krijg je een heerlijke maaltijd.

2) disponer personas, cosas o acciones para lograr un fin común - samenbrengen
Debemos combinar nuestros intereses individuales. - We moeten onze individuele belangen samenbrengen.


II combinar

werkw.

producir armonía una cosa puesta junto a otra - samengaan
Tu cartera no combina con tus zapatos. - Je handtas past niet bij je schoenen.


III combinarse

werkw.
Uitspraak:  [kombi'naɾse]

ponerse de acuerdo dos o más personas para realizar una acción conjunta - met elkaar afspreken
Se combinaron para reducir el tiempo de trabajo. - Ze spraken met elkaar af om de werktijd te verminderen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
combinar (ww.) combineren (ww.) ; een combinatie maken (ww.) ; onderling verbinden (ww.) ; op bankrekening zetten (ww.) ; sparen (ww.) ; van verband voorzien (ww.) ; verbinden (ww.) ; verenigen (ww.)
combinar combineren
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `combinar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acopiar
ES: acumular
ES: agrupar
ES: ahorrar
ES: coleccionar
ES: compaginar
ES: compilar
ES: economizar
ES: juntar
ES: quedar