Vertaal
Naar andere talen: • colocar > DEcolocar > ENcolocar > FR
Vertalingen colocar ES>NL

I colocar

werkw.
Uitspraak:  [kolo'kaɾ]

1) poner una persona o cosa en un determinado estado o posición - plaatsen
Colocó los pendientes en el cofre. - Ze legde de oorbellen in het juwelenkistje neer.

2) otorgar trabajo a alguien en un lugar - een plaats geven
colocar al hijo en una empresa - de zoon een plaats geven in een bedrijf

3) vender una mercancía a un público determinado - aanbieden
Colocó sus productos en el exterior. - Hij bood zijn producten in het buitenland aan.

4) invertir capital en algo que otorgue beneficios economie - beleggen
colocar dinero en la bolsa - geld op de beurs beleggen

5) casar a un hijo con alguien - uithuwelijken
Colocó a su hija con un magnate. - Hij huwelijkte zijn dochter uit aan een magnaat.

6) producir efectos alucinógenos una droga - stoned maken
La marihuana me coloca. - Ik word stoned van marihuana.


II colocarse

werkw.
Uitspraak:  [kolo'kaɾse]

1) ponerse alguien en un lugar o posición determinados - zich opstellen
Me coloqué al margen de la situación. - Ik hield me afzijdig van de situatie.

2) empezar a trabajar en un determinado lugar - beginnen te werken
Me coloqué de empleado en una firma de abogados. - Ik ben begonnen als medewerker van een advocatenkantoor.

3) pasar a sentir los efectos de una droga - stoned worden
Aspiró cocaína y se colocó de inmediato. - Hij snoof cocaïne en werd onmiddellijk stoned.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
colocar (ww.) toebinden (ww.) ; neerzetten (ww.) ; neppen (ww.) ; omlijnen (ww.) ; onderuit halen (ww.) ; plaats toekennen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; posten (ww.) ; posteren (ww.) ; situeren (ww.) ; stationeren (ww.) ; stellen (ww.) ; neerleggen (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vastleggen (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastzetten (ww.) ; verbinden (ww.) ; verneuken (ww.) ; verzekeren (ww.) ; wegleggen (ww.) ; zetten (ww.) ; zich afspelen (ww.) ; leggen (ww.) ; aanbinden (ww.) ; aanknopen (ww.) ; afbakenen (ww.) ; afpalen (ww.) ; afzetten (ww.) ; beginnen (ww.) ; begrenzen (ww.) ; beknotten (ww.) ; beperken (ww.) ; bevestigen (ww.) ; bijzetten (ww.) ; deponeren (ww.) ; dichtbinden (ww.) ; doen (ww.) ; ergens aan bevestigen (ww.) ; inrichten (ww.) ; installeren (ww.)
colocar beleggen ; slaan ; klinken ; investeren ; instellen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `colocar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abrir
ES: abrochar
ES: acotar
ES: agarrar
ES: agrandarse
ES: alzar
ES: amanecer
ES: amarrar
ES: amputar
ES: anudar