articular - Vertaling Spaans-Nederlands

Vertalingen articular ES>NL

I el/la articular

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[aɾtikuˈlaɾ]

perteneciente a la articulación o articulaciones ^anatomie - gewrichts-

un problema articular - een gewrichtsprobleem

werkw.

1) unir dos partes sin quitarles movimiento - verbinden

Un perno articula los engranajes. - Een bout verbindt het tandwerk.

2) unir y ordenar los elementos de un todo - verbinden

Esta investigación articula teoría y práctica. - Dit onderzoek verbindt de theorie met de praktijk.

3) pronunciar las palabras con claridad ^taalkunde - articuleren

Al verlo, no puedo articular palabra. - Als ik hem zie, kan ik geen woord uitbrengen.

Overige bronnen

articular (ww.)

articuleren (ww.)

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `articular`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

ES: acoplar
ES: agrupar
ES: combinar
ES: concadenar
ES: concatenar
ES: deletrear
ES: emitir
ES: encadenar
ES: engarzar
ES: enunciar