Vertaal
Naar andere talen: • valer > DEvaler > ENvaler > FR
Vertalingen valer ES>NL

I valer

werkw.
Uitspraak:  [ba'leɾ]

1) tener un producto un precio determinado - kosten
La computadora vale dos mil pesos. - De computer kost tweeduizend peso.

2) tener una cosa el mismo valor que otra - waard zijn
En ese juego el as puede valer 1 o 11 puntos. - In dat spel kan de aas 1 of 11 punten waard zijn.

3) ser algo útil para un fin determinado - goed werken
Mi automóvil ya no vale para nada. - Mijn auto werkt helemaal niet meer.

4) ser una persona apreciada o capacitada para realizar una acción - gewaardeerd worden
Su presencia en el equipo vale. - Zijn aanwezigheid in het team wordt gewaardeerd.

5) tener una cosa cierta característica que la hace correcta - juist zijn
No vale que te lleves todo el mérito de un trabajo que hicimos juntos. - Het is niet juist dat je alle eer opstrijkt van een klus die we samen hebben geklaard.


II valer

werkw.

1) tener una persona el mérito que se expresa - betekenen
Vales mucho para mí. - Je betekent veel voor me.

2) merecer reconocimiento una acción - waard zijn
Te graduaste y eso vale una fiesta. - Je bent afgestudeerd en dat is een feest waard.
uitdrukking hacer valer


III valerse

werkw.
Uitspraak:  [ba'leɾse]

1) usar una o persona o cosa para un fin determinado - gebruikmaken
Se valió de sus influencias para obtener el puesto. - Hij maakte gebruik van zijn invloeden om de baan te krijgen.

2) desenvolverse una persona por sí misma en una circunstancia desfavorable - zich redden
Aunque camina con dificultad desde la operación, se vale por sí mismo. - Hoewel hij sinds zijn operatie met moeite loopt, kan hij zichzelf redden.
uitdrukking hacerse valer

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
valer (ww.) bedienen (ww.) ; dienen (ww.) ; waard zijn (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `valer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: servir