Vertaal
Naar andere talen: • ahogar > DEahogar > ENahogar > FR
Vertalingen ahogar ES>NL

I ahogar

werkw.
Uitspraak:  [aoˈγaɾ]

1) impedir la respiración a alguien - doen stikken
ahogar con una almohada - doen stikken met een kussen

2) hacer sentir congoja o agobio - verstikken
Las deudas lo ahogan. - De schulden verstikken hem.

3) apagar sentimientos o emociones - verdrinken
ahogar las penas - het verdriet verdrinken

4) reprimir algo - onderdrukken
ahogar las protestas - protesten onderdrukken

5) poner demasiado combustible en el carburador - verzuipen
Aceleró tanto que ahogó el motor del coche. - Hij heeft zo hard op het pedaal gedrukt dat de motor van de auto is verzopen.

6) matar una planta por exceso de riego - verdrinken
Ahogó las plantas con tanto riego. - Hij verdrinkt de planten met het geven van zoveel water.

7) apagar un fuego cubriéndolo con algo - blussen
Ahogó el fuego con una manta. - Hij bluste de brand met een deken.


II ahogarse

werkw.
Uitspraak:  [aoˈγaɾse]

1) morir por falta de aire - verdrinken
Un hombre se ahogó en el río. - Er is een man in de rivier verdronken.

2) sentir que falta el aire - stikken
Se ahogaba en el pequeño ascensor. - Hij stikte in de kleine lift.

3) faltar el aire - stikken
Los bebés se pueden ahogar con la comida. - Baby´s kunnen stikken in het eten.

4) sentirse oprimido - het benauwd krijgen
Me ahogo con tanto trabajo. - Ik krijg het benauwd met zoveel werk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ahogar (ww.) doven (ww.) ; overspoelen (ww.) ; smoren (ww.) ; uitblussen (ww.) ; uitdoven (ww.) ; verstikken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ahogar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acongojar
ES: ahogarse
ES: amortiguar
ES: anegar
ES: anegarse
ES: apagar
ES: apagarse
ES: asfixiar
ES: desbordar
ES: estofar