Vertalingen ahogar ES>NL
I ahogar
werkw.
1) impedir la respiración a alguien -
doen stikken ahogar con una almohada - doen stikken met een kussen |
2) hacer sentir congoja o agobio -
verstikken Las deudas lo ahogan. - De schulden verstikken hem. |
3) apagar sentimientos o emociones -
verdrinken ahogar las penas - het verdriet verdrinken |
4) reprimir algo -
onderdrukken ahogar las protestas - protesten onderdrukken |
5) poner demasiado combustible en el carburador -
verzuipen Aceleró tanto que ahogó el motor del coche. - Hij heeft zo hard op het pedaal gedrukt dat de motor van de auto is verzopen. |
6) matar una planta por exceso de riego -
verdrinken Ahogó las plantas con tanto riego. - Hij verdrinkt de planten met het geven van zoveel water. |
7) apagar un fuego cubriéndolo con algo -
blussen Ahogó el fuego con una manta. - Hij bluste de brand met een deken. |
II ahogarse
werkw.
1) morir por falta de aire -
verdrinken Un hombre se ahogó en el río. - Er is een man in de rivier verdronken. |
2) sentir que falta el aire -
stikken Se ahogaba en el pequeño ascensor. - Hij stikte in de kleine lift. |
3) faltar el aire -
stikken Los bebés se pueden ahogar con la comida. - Baby´s kunnen stikken in het eten. |
4) sentirse oprimido -
het benauwd krijgen Me ahogo con tanto trabajo. - Ik krijg het benauwd met zoveel werk. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ahogar (ww.) | doven (ww.) ; overspoelen (ww.) ; smoren (ww.) ; uitblussen (ww.) ; uitdoven (ww.) ; verstikken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ahogar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acongojarES: ahogarseES: amortiguarES: anegarES: anegarseES: apagarES: apagarseES: asfixiarES: desbordarES: estofar