Vertaal
Naar andere talen: • transcurrir > DEtranscurrir > ENtranscurrir > FR
Vertalingen transcurrir ES>NL

transcurrir

werkw.
Uitspraak:  [tɾansku'riɾ]

1) pasar de cierta manera algo que se desarrolla en el tiempo - verlopen
La reunión transcurrió sin ningún altercado de importancia. - De vergadering verliep zonder enige woordenwisseling van betekenis.

2) pasar el tiempo - voorbijgaan
Ya transcurrieron diez años desde que se fue a vivir al extranjero. - Er zijn reeds tien jaar verstreken sinds hij in het buitenland is gaan wonen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
transcurrir (ww.) aflopen (ww.) ; vergaan (ww.) ; verlopen (ww.) ; verstrijken (ww.) ; vervallen (ww.) ; voorbijgaan (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `transcurrir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: avanzar
ES: declinar
ES: expirar
ES: pasar