Vertaal
Naar andere talen: • disponer > DEdisponer > ENdisponer > FR
Vertalingen disponer ES>NL

I disponer

werkw.
Uitspraak:  [dispo'neɾ]

1) ordenar las cosas de una forma específica - opstellen
Dispuso las piezas de ajedrez para comenzar el juego. - Hij stelde de schaakstukken op om het spel te beginnen.

2) dar una orden - voorschrijven
El juez dispuso la prisión preventiva. - De rechter schreef voorlopige hechtenis voor.

3) preparar algo con un fin determinado - klaarmaken
Debo disponer la ropa para mi viaje. - Ik moet de kleren voor mijn reis klaarmaken.

4) poseer algo que se use como un servicio - beschikken
Mi papá dispone de dinero suficiente para la boda. - Mijn vader beschikt over genoeg geld voor de bruiloft.


II disponerse

werkw.
Uitspraak:  [dispo'neɾse]

prepararse para realizar una acción - zich voorbereiden
Se dispuso a escribir una carta. - Hij bereidde zich voor om de brief te schrijven.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
disponer (ww.) arrangeren (ww.) ; bevelen (ww.) ; dicteren (ww.) ; doordrijven (ww.) ; gebieden (ww.) ; gelasten (ww.) ; groeperen (ww.) ; indelen (ww.) ; ordenen (ww.) ; regelen (ww.) ; systematiseren (ww.) ; voorschrijven (ww.)
disponer rangschikken
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `disponer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acaudillar
ES: acometer
ES: acomodar
ES: acordar
ES: agraviar
ES: aparejar
ES: arrebatar
ES: arreglar
ES: asaltar
ES: asediar