Vertalingen calzar ES>NL
I calzar
werkw.
1) cubrir los pies con zapatos -
(schoenen) aantrekken calzar botas - laarzen aantrekken |
2) medida del tamaño de los zapatos -
dragen calza un treinta - hij heeft (schoen)maat dertig. |
3) poner cuñas en los muebles para que no se muevan -
vastzetten calzar la silla - de stoel vastzetten |
II calzarse
werkw.
ponerse un zapato en el pie -
(schoenen) aantrekken calzarse la zapatilla - de sportschoen aandoen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
calzar (ww.) | aanbinden (ww.) ; aanjagen (ww.) ; aanknopen (ww.) ; aansporen (ww.) ; beginnen (ww.) ; detineren (ww.) ; gevangenhouden (ww.) ; in hechtenis houden (ww.) ; motiveren (ww.) ; opjutten (ww.) ; porren (ww.) ; vasthouden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `calzar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acentuarES: adentrarES: afilarES: aguijonearES: alentarES: animarES: apoyarES: apresurarES: apuntalarES: arreciar