Vertalingen zusperren DE>NL
zusperren (ww.) | afgrendelen (ww.) ; afsluiten (ww.) ; blokkeren (ww.) ; borgen (ww.) ; dichtdoen (ww.) ; dichtmaken (ww.) ; grendelen (ww.) ; locken (ww.) ; op slot doen (ww.) ; op slot zetten (ww.) ; sluiten (ww.) ; stremmen (ww.) ; toedoen (ww.) ; toemaken (ww.) ; toetrekken (ww.) ; vergrendelen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zusperren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abdichtenDE: abschliessenDE: absperrenDE: isolierenDE: sperrenDE: verrammelnDE: verriegelnDE: versperrenDE: zudrehenDE: zumachen