I unterstellen

werkw.

Uitspraak:

[ˈʊntɐʃtɛlən]

1) zeitweise abstellen - zetten

Kann ich mein Mofa in der Garage unterstellen? - Mag ik mijn brommer in de garage zetten? Meine Möbel stelle ich bei einem Freund unter. - Mijn meubels zet ik bij een vriend neer.

2) etw. zum Schutz unter etw. stellen - zetten

Das Dach ist undicht. Stell bitte einen Eimer unter. - Het dak lekt. Zet er alsjeblieft een emmer onder.

3) Schutz unter etw. suchen - schuilen

Während des Gewitters habe mich in einem Hauseingang untergestellt. - Tijdens het onweer heb ik onder het afdakje van een huisdeur geschuild.

II unterstellen

werkw.

Uitspraak:

[ʊntɐˈʃtɛlən]

1) davon ausgehen, dass etw. der Fall ist - veronderstellen

jemandem böse Absichten unterstellen - iemand kwade bedoelingen toedichten Unterstellen wir mal, dass das stimmt. - Laten veronderstellen dat het klopt.

2) deel van de uitdrukking:

jemandem / etw. unterstellt sein (=in einer Hierarchie jemandem / etw. gegenüber Rechenschaft ablegen müssen) - geplaats onder Sie sind direkt dem Geschäftsführer unterstellt. - U bent direct geplaatst onder de bedrijfsleider.

© K Dictionaries Ltd.

unterstellen (ww.)	aantijgen (ww.) ; bewaren (ww.) ; insinueren (ww.) ; opzij leggen (ww.) ; stallen (ww.) ; wegzetten (ww.)
das Unterstellen	het veronderstellen
unterstellen	beweren ; overdekt parkeren

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: ablegen
DE: abstellen
DE: andeuten
DE: annehmen
DE: anspielen auf
DE: ausgehen von
DE: betten
DE: durchblicken lassen
DE: eine Anspielung machen auf
DE: einstallen

DE: sich unterstellen NL: schuilen
DE: einem eine Absicht unterstellen NL: iemand een bedoeling toedichten