1. MWB
  2. Vertalen
  3. herumliegen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • herumliegen > EN • herumliegen > ES • herumliegen > FR
Vertalingen herumliegen DE>NL

herumliegen

werkw.
Uitspraak:  [hɛˈrʊmliːgən]

1) seine Zeit mit Liegen verbringen - rondliggen
Er liegt den ganzen Tag faul auf dem Sofa herum und sieht fern. - Hij ligt de hele dag lui in de bank en kijkt televisie.

2) in störender Weise irgendwo liegen - rondslingeren
Überall lag Spielzeug herum. - Overlag slingerde speelgoed rond.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
herumliegen luieren
Bron: Trueterm

Voorbeeldzinnen met `herumliegen`
Voorbeeldzinnen laden....