Vertalingen Ablegen DE>NL
ablegen
werkw.
1) aus der Hand legen, nicht mehr halten oder tragen -
neerleggen , wegleggen den Korb auf dem Stuhl ablegen - de mand op de stoel neerzetten |
2) ausziehen -
uittrekken Bitte legen Sie doch ab! - Alstublieft, trek toch uit! |
3) in einem formalen Rahmen die nötigen Worte sprechen -
afleggen Beamte müssen einen Eid auf die Verfassung ablegen. - Ambtenaren moeten op de grondwet een eed afleggen. |
4) (erfolgreich) absolvieren -
afleggen Haben Sie schon die Zwischenprüfung abgelegt? - Heeft u het tussentijdse tentamen al afgelegd? |
5) Unterlagen in einen Ordner tun, um sie aufzubewahren -
afleggen Ich habe alle Versicherungsunterlagen in einem Ordner abgelegt. - Ik heb alle verzekeringspapieren in een ordner opgeborgen. |
6) vom Ufer wegfahren scheepvaart -
wegvaren Das Schiff legt ab. - De boot vaart af. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ablegen (ww.) | wegzetten (ww.) ; wegleggen (ww.) ; stationeren (ww.) ; opslaan (ww.) ; opbergen (ww.) ; onderuit halen (ww.) ; meters maken (ww.) ; iets neerleggen (ww.) ; deponeren (ww.) ; bewaren (ww.) ; archiveren (ww.) ; afleggen (ww.) |
ablegen (das Tauchgerät -) | afwerpen (de duikapparatuur -) |
ablegen | afleggen ; wegmaken ; van wal steken ; ontmeren ; nooit opgeven! ; neerleggen ; inleggen ; het distribueren ; geef niet op! ; distributie ; distribueren ; afzetten ; afvaren |
Bronnen: interglot; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia; Horecagids; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `Ablegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ablagernDE: abstellenDE: abstreifenDE: anbringenDE: archivierenDE: aufbewahrenDE: aufhebenDE: aufstellenDE: ausfahrenDE: auslaufenUitdrukkingen en gezegdes
DE: legen Sie doch ab!
NL: ontdoe u toch (van jas)DE: er hat die schlechte Gewohnheit abgelegt
NL: hij is van zijn slechte gewoonte af