1. MWB
  2. Vertalen
  3. anschließen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • anschließen > EN • anschließen > ES • anschließen > FR
Vertalingen anschließen DE>NL

anschließen

werkw.
Uitspraak:  [ˈanʃliːsən]

1) mit der Leitung verbinden technisch - aansluiten

2) mit einem Schloss befestigen - vastmaken
sein Fahrrad an einem Laternenpfahl anschließen - zijn fiets aan de lantaarnpaal vastmaken

3) folgen - volgen
An den Vortrag schließt sich eine Diskussion an. - Na de voordracht volgt een diskussie.

4) sich daneben befinden - ernaast
An das Schloss schließt sich ein großer Park an. - Naast het kasteel bevindt zich een groot park.

5) sich beteiligen - aansluiten
sich einer Gruppe anschließen - zich bij een groep aansluiten
uitdrukking sich jds Meinung / jemandem anschließen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
anschließen (ww.) aansluiten (ww.) ; samenvoegen (ww.) ; verenigen (ww.)
anschließen aansluiten ; inlassen ; verbinden
Bronnen: Trueterm; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `anschließen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anbringen
DE: aufstellen
DE: befestigen
DE: installieren
DE: montieren