Vertalingen Lernen DE>NL
lernen
werkw.
1) sich Wissen, Kenntnisse oder Fähigkeiten aneignen -
leren schwimmen lernen - leren zwemmen eine Fremdsprache lernen - een vreemde taal leren aus seinen Fehlern lernen - van zijn fouten leren |
2) den Stoff wiederholen, bis man sich an alles erinnern kann -
leren Vokabeln lernen - woordjes leren Er ist in seinem Zimmer und lernt. - Hij zit op zijn kamer en leert. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
lernen (ww.) | instuderen (ww.) ; voorlichten (ww.) ; verwerven (ww.) ; verhelpen (ww.) ; opsteken (ww.) ; oppikken (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; onderrichten (ww.) ; meepikken (ww.) ; meekrijgen (ww.) ; leerstof erin stampen (ww.) ; kennis opdoen (ww.) ; inlichten (ww.) ; iets leren (ww.) ; eigen maken (ww.) ; doceren (ww.) ; bijbrengen (ww.) ; aanleren (ww.) |
das Lernen | het studeren ; het leren ; het blokken ; het bekwamen |
Lernen | leren ; machinaal leren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Lernen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhelfenDE: abstellenDE: aneignenDE: AnlernenDE: anmachenDE: anweisenDE: aufrollenDE: aufwickelnDE: behebenDE: beibringenUitdrukkingen en gezegdes
DE: etwas auswendig
lernen
NL: iets van buiten lerenDE: das Gedicht lernt sich leicht
NL: het gedicht is gemakkelijk te lerenDE: er hat Uhrmacher gelernt
NL: hij heeft voor horlogemaker geleerdDE: gelernte Arbeiter
NL: geschoolde arbeiders