Vertalingen ertappen DE>NL
ertappen
werkw.
bei etw. Verbotenem, Schlechten überraschen -
betrappen Der Einbrecher wurde auf frischer Tat ertappt. - De inbreker werd op heter daad betrapt. Er hatte sie beim Lügen ertappt. - Hij had haar op liegen betrapt. Ich ertappte mich dabei, dass ich ihn anstarrte. - Ik betrapte mezelf erop dat ik hem aanstaarde. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ertappen (ww.) | betrappen (ww.) ; iets onverwachts doen (ww.) ; snappen (ww.) ; verrassen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `ertappen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: erfassenDE: ergreifenDE: erwischenDE: etwas unerwartetes tunDE: fangenDE: fassenDE: schnappen