Vertaal
Naar andere talen: • bewegen > ENbewegen > ESbewegen > FR
Vertalingen bewegen DE>NL

I bewegen

werkw.
Uitspraak:  [bəˈveːgən]

1) die Position, Haltung oder Lage ändern - bewegen , overhalen
Der Felsblock ließ sich nicht von der Stelle bewegen. - De rotsblok was niet van zijn plaats te krijgen.
uitdrukking sich bewegen

2) Sport treiben, spazieren gehen usw. - bewegen
Du solltest dich mehr bewegen. - Je moet meer bewegen.

3) bestimmte Grenzen nicht überschreiten - binnen een kader
Ihre Forderungen bewegen sich in einem vernünftigen Rahmen. - Haar eisen liggen binnen een behoorlijk kader.

4) geschehen, sich ändern - bewegen
Ich möchte, dass sich in der Angelegenheit endlich mal etwas bewegt. - Ik zou willen dat er eindelijk beweging komt in de situatie.

5) bei jemandem Gefühle wie Sympathie, Mitleid o. Ä. wecken - roeren
Ich fand die Schlussszene sehr bewegend. - Ik vond de slotscène heel roerend.

6) bewirken, dass jemand voll Sorge nachdenkt - bezighouden
Die Frage, ob wir richtig gehandelt haben, bewegt mich schon lange. - De vraag of wij juist hebben gehandeld houdt me al langer bezig.


II bewegen

werkw.
Uitspraak:  [bəˈveːgən]

deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemanden zu etw. bewegen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
bewegen (ww.) marcheren (ww.) ; zich verplaatsen (ww.) ; zich bewegen (ww.) ; treffen (ww.) ; roeren (ww.) ; raken (ww.) ; opstoken (ww.) ; oppoken (ww.) ; ontroeren (ww.) ; omroeren (ww.) ; mixen (ww.) ; manoeuvreren (ww.) ; in beweging brengen (ww.) ; in beroering brengen (ww.) ; iemand treffen (ww.) ; iemand raken (ww.) ; bewegen (ww.) ; betreffen (ww.) ; beroeren (ww.) ; agiteren (ww.) ; aangaan (ww.)
bewegen bewegen tot
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `bewegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: antun
DE: aufregen
DE: aufwühlen
DE: beeindrucken
DE: berühren
DE: besiegen
DE: betreffen
DE: beunruhigen
DE: Eindruck machen auf
DE: ergreifen