1. MWB
  2. Vertalen
  3. aufregen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • aufregen > EN • aufregen > ES • aufregen > FR
Vertalingen aufregen DE>NL

aufregen

werkw.
Uitspraak:  [ˈaufreːgən]

1) starke Gefühle bekommen - opwinden
Mein Arzt sagt, ich darf mich nicht aufregen. - Mijn dokter zegt dat ik me niet moet opwinden.
uitdrukking sich (über jemanden / etw.) aufregen

2) starke Gefühle bei jemandem bewirken - opwinden
Die Patientin darf nicht aufgeregt werden. - De patiënte zich niet opwinden.

3) jemanden in Wut bringen - opwinden
Diese Unordnung regt mich echt auf! - Deze chaos windt mij echt op!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufregen (ww.) aanleiding geven tot (ww.) ; agiteren (ww.) ; in beroering brengen (ww.) ; ophitsen (ww.) ; oppoken (ww.) ; opstoken (ww.) ; provoceren (ww.) ; uitdagen (ww.) ; uitlokken (ww.)
aufregen prikkelen
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `aufregen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anregen
DE: anreizen
DE: aufhetzen
DE: aufmuntern
DE: aufputschen
DE: aufreizen
DE: aufstacheln
DE: aufwecken
DE: beunruhigen
DE: bewegen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich aufregen NL: zich opwinden