Vertalingen besiegen DE>NL
besiegen
werkw.
1) bei einem Kampf oder Wettkampf gewinnen -
overwinnen Sie hat mich mehrmals im Schach besiegt. - Zij heeft meerdere keren van mij gewonnen met schaken. |
2) unter Kontrolle bringen -
overwinnen Es gelang ihm, seine Furcht zu besiegen. - Het lukte hem zijn angst te overwinnen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
besiegen (ww.) | beroeren (ww.) ; overwinnen (ww.) ; raken (ww.) ; te boven komen (ww.) ; treffen (ww.) ; verslaan (ww.) ; winnen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `besiegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: antunDE: betreffenDE: bewegenDE: einen Sieg davontragenDE: einen Sieg erringenDE: einen Stoß gebenDE: einen Triumph erringenDE: erregenDE: gewinnen gegenDE: hauen