Vertaal
Naar andere talen: • besiegen > ENbesiegen > ESbesiegen > FR
Vertalingen besiegen DE>NL

besiegen

werkw.
Uitspraak:  [bəˈziːgən]

1) bei einem Kampf oder Wettkampf gewinnen - overwinnen
Sie hat mich mehrmals im Schach besiegt. - Zij heeft meerdere keren van mij gewonnen met schaken.

2) unter Kontrolle bringen - overwinnen
Es gelang ihm, seine Furcht zu besiegen. - Het lukte hem zijn angst te overwinnen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
besiegen (ww.) beroeren (ww.) ; overwinnen (ww.) ; raken (ww.) ; te boven komen (ww.) ; treffen (ww.) ; verslaan (ww.) ; winnen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `besiegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: antun
DE: betreffen
DE: bewegen
DE: einen Sieg davontragen
DE: einen Sieg erringen
DE: einen Stoß geben
DE: einen Triumph erringen
DE: erregen
DE: gewinnen gegen
DE: hauen